Bruinvissen verhongeren in de Oosterschelde

In de Oosterschelde sterven steeds meer bruinvissen aan ondervoeding. Dat komt doordat de vissoorten, waar bruinvissen zich mee voeden, zoals wijting, kabeljauw, haring en dikkoppen, snel afnemen. Tot die conclusie komt de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht in een onderzoek in opdracht van Stichting Rugvin. De studie werd mogelijk gemaakt met steun van het Wereld Natuur Fonds (WNF).

Ongeveer de helft van de bruinvissen, die in de Zeeuwse wateren dood wordt gevonden, blijkt verhongerd en vermagerd. "Vooral jonge bruinvissen die zelfstandig moeten leren jagen, komen om door verhongering'', aldus de onderzoekers. Tellingen ondersteunen de bevindingen. In 2011 werden nog 61 bruinvissen geteld, vorig jaar waren dat er slechts 18. Naar schatting leven er nog enkele tientallen bruinvissen in de Oosterschelde. Ondertussen spoelen steeds vaker sterk vermagerde dieren aan. ''Voor bruinvissen die na de zoogtijd in het najaar zelf voedsel moeten vangen, is vooral de afname van dikkoppen funest," stelt het WNF. "De dikkop is de belangrijkste voedselbron voor deze dieren." De lagere visstand in de Oosterschelde wordt vermoedelijk veroorzaakt doordat het water voedselarmer wordt."